Mysterieus Mount Kelimutu
Indonesië | Flores | Mt.Kelimutu
Vrijdagochtend, half acht. We verlaten Labuan Bajo, het prachtige Komodo National Park en een van ’s werelds mooiste duikplekken. Klaar voor het ‘andere’ Flores. Na drie kwartier in een grotendeels leeg vliegtuig landen we op Ende Airport. De aankomsthal is niet veel meer dan een huisje met een mini-bagageband. Van de andere kant van de schuifdeuren worden we toegeroepen door hordes mensen. ‘Taxi, taxi, taxí mister!?’ Eenmaal buiten wordt het schreeuwen, duwen en trekken er niet beter op. Dit deel van Flores wordt veel minder vaak bezocht en dat merk je. We zijn de enige toeristen. Eén man staat er rustig bij en kijkt ons vriendelijk aan. Hij lijkt ons een prima chauffeur.
De autorit van Ende naar Moni is prachtig. De rijstijl van onze vriend blijkt te kloppen met hoe hij op ons overkwam. Hij rijdt beheerst over slingerige bergwegen, langs diepe kloven en rijstterrassen en stopt op mooie plekken zodat we kunnen genieten van het uitzicht.
Onderweg van Ende naar Moni
Na anderhalf uur komen we aan in Moni; een slaperig bergdorpje tussen de rijstvelden met wat huizen, een kerk en een handjevol guesthouses. Mopi’s Café is waar je wilt zijn zijn met lekker eten, Toki Toki (de lokale drank), live muziek en de ’the only WIFI spot in town’. Trui mee, want door de hoogte (700m) hoogte koelt het hier ’s avonds flink af.
Estevana Lodge in bergdorpje Moni
De weinige toeristen die hier zijn, komen maar voor 1 ding; de mysterieuze Mount Kelimutu. Het verhaal gaat dat de ziel van de doden voortleeft in de gekleurde kratermeren van de heilige vulkaan. De jonge mensen vertoeven in het blauwe meer, de oude mensen in het zwarte en de ‘wicked’ (gekken en slechteriken) in de middelste blauw/roestkleurige variant. De kleuren zijn in de loop der jaren veranderd. Zo was het blauwe meer ooit rood en het zwarte blauw. De locals geloven in de spirituele kracht erachter. Wetenschappers verklaren de kleuren aan de aanwezigheid van bepaalde mineralen. Wat wij vooral geloven is dat we dit moeten zien!
17 augustus, een nationale feestdag. Indonesië werd in 1945 onafhankelijk van ‘Belanda’. Zullen we meefeesten of moeten we ons voelen ons als een Duitser in Amsterdam op 5 mei? Nederlandse local Jantine vertelde ons dat Indonesiërs ons graag mogen. We schijnen tijdens de kolonisatie van Indonesië (naast er zelf financieel beter van te worden) ook veel goede dingen te hebben gedaan voor het volk. Ok, wij zijn om. Meefeesten dus.
Zaterdagochtend 8 uur, Independance Day. We kiezen voor een goede nachtrust in plaats van ‘sunrise’ op de vulkaan (want anders 4 uur vertrek!). Chauffeur Yopi rijdt ons naar het startpunt van de trail waar vandaan het nog een half uurtje lopen is. Het pad voert ons door de dichte jungle langzaam omhoog. Onderweg een blije wederhelft; veel exotische vogels trakteren ons op hun mooiste lied. In het park zien we praktisch geen andere toeristen maar met name locals die in de nationale kleuren (rood-wit) zijn gekleed.
Bovenaan de kraterrand liggen de eerste twee meren te glimmen in de zon. We kijken in de diepte. Het blauwe meer van de jongeren lijkt gevuld met dikke aquablauwe verf. Het naastgelegen meer van de ‘wicked’ kleurt lichtblauw, gemengd met een roestkleurige massa. Wolken drijven over en vormen patronen in het meer. De wind blaast rimpels in het water. Het ziet er bijna onnatuurlijk uit. Ondanks dat ik zo spiritueel ben als een houten deur zou zelfs ik bijna gaan geloven dat dit ontstaan is door een hogere macht.
Een gezin spreekt ons aan. ‘Where are you from? What’s your name? Can we make a picture?’ Een ritueel wat zich vandaag nog vaker gaat herhalen. Waren we gister nog huiverig hier veel toeristen te treffen, blijkt nu dat wij de enige bezienswaardigheid hier zijn. Een schattig meisje pakt me vast. Ivana heet ze. Ze komt uit Ende en is speciaal voor deze feestdag hier met haar moeder, tante, broertje en nichtje naartoe gekomen ‘You want popcorn?’ Voor ik het weet krijgen we een zak popcorn toegeschoven. Nadat de nodige foto’s zijn geschoten lopen we samen met de familie verder naar boven.
Met Ivana, haar broertje en nichtje
Iets verderop, nog wat hoger, is een uitkijkpunt waarvandaan ook het derde zwarte meer te zien is. Bovenop staat een monument, eromheen minstens 100 mensen in rood en wit. Net als we aankomen start een ceremonie. De mensen zijn vrolijk. Ze bidden, zwaaien met de nationale vlag, zingen en roepen ‘Indonesia!!’ met gebalde vuist in de lucht. Ze zijn overduidelijk oprecht trots op hun land.
Terwijl ik vol verwondering sta te kijken, voel ik ineens een klein handje in de mijne. Ik kijk opzij. Ivana kijkt met lieve oogjes naar me op en kruipt tegen me aan. Haar nichtje Sita komt naast haar staan. Op het plein worden we aan de lopende band aangesproken en willen locals met ons op de foto, nog een foto, en nog een. Onze blonde jongens zijn populaire modellen en krijgen een hand, high 5 of een aai over hun wang. ‘Hansom boys!’ roepen ze allemaal.
Als ik op een muurtje zit te kijken naar dit alles, de adembenemende meren op de achtergrond, komt Ivana erbij zitten en kruipt op mijn schoot. Wat een schatje. Als ze even later samen met haar familie weggaat, pakt ze mijn hand en schrijft ze snel haar telefoonnummer erop. Ze vraagt me bij haar hetzelfde te doen. Hopelijk klopt het nummer. Dan kan ik haar een foto doorsturen.
De terugweg naar Moni lopen we. Er is een trail dwars door de jungle, langs rijst- en bananenvelden, papayabomen en door kleine dorpjes. Na 2,5km stijl naar beneden spieren kweken, komen we met wiebelige benen aan in dorpje Pemo. We drinken wat en krijgen een sappige sinaasappel bij een lieve vrouw en haar gezin. In de tuin liggen twee familiegraven. Je ziet dit hier overal; graven in de tuin, vlakbij het huis. Sommige zijn versierd met mooie tegels, een dakje erboven tegen de zon. Kinderen spelen erop en schone was hangt erboven te drogen. Ergens heeft het wel iets moois. We wandelen verder richting Moni. Op kleedjes langs de weg liggen koffie- en cacaobonen te drogen in de zon. We worden begroet door de bewoners, maken een praatje met ze en drinken ‘kopi’ bij buurman Johannes.
Na een paar uur lopen komen we uit bij een waterval. Fijn om even te badderen. Kinderen uit de bergdorpjes komen erbij en spelen samen met ons in het frisse water. Een paar waaghalsen springt en glijdt van de rotsen af. Een ander wast zijn haar. Onze blonde jongens kleuren er grappig tussen.
Die avond, onder ons warme dekbed, denken we terug aan deze dag vol indrukken en ontmoetingen met mooie warme mensen. Wat een bijzonder en trots volk, en wat een prachtig land.
Praktisch
Hoe kom je er? Reis vanaf Ende (50km) of Maumere (95km) naar Moni. Beide wegen gaan door de bergen en zijn goed onderhouden. De omgeving is prachtig! Reizen doe je per auto/taxi, bus of motor.
Overnacht in Moni, een slaperig dorpje aan de voet van Mt.Kelimutu. Er zijn een handvol homestays en hostels langs de doorgaande weg. Wij kozen voor Estevania Lodge. Een nette kamer, heerlijk warm dekbed en eigenaresse die de lekkerste gerechten kookt.
Mopi’s Café is waar je wilt zijn zijn met lekker eten, Toki Toki (de lokale drank), live muziek en de ’the only WIFI spot in town’.
Neem voldoende contant geld mee. Er is een ATM in Moni maar deze werkt niet met alle bankpassen.
Even afkoelen of opwarmen doe je bij de watervallen en hotsprings van Moni. 5 minuten lopen vanaf het centrum.
Informatie
Mt.Kelimutu is te bezoeken als een dagtrip vanaf Moni. Er is een weg naar de parkeerplaats van het park (ca 10km). Vanaf daar is het nog ca 30 minuten lopen naar de top van de krater. Wij namen een taxi heen (ca 20 minuten) en liepen naar Moni terug via Pemo Village (ca 2 uur).
Entreegeld. Een dagpas voor het park kost IDR 150.000 (ca € 8,50). In weekenden en op feestdagen IDR 225.000 (ca € 13,-).
Georganiseerde tours naar Mt.Kelimutu vertrekken vroeg in de ochtend (lees: midden in de nacht) om met zonsondergang op de berg te zijn. In het hoogseizoen kan het dan erg druk worden.
Neem een trui mee, want door de hoogte (700m) hoogte koelt het hier ’s avonds flink af.